zich in een oogwenk door de keukenvloer omhooggewerkt
vliegen wespen aan en blijven ze haken
staat je lastig lichaam weldra tot de oksels onder
Een glazen kind met een suikeren jas klimt langs de
takken van de bomen door de grond en door de lucht
betreedt druppelend de tuin, als perziksap door tegels
hangt zichzelf boven mijn stoel, en niemand weet waarom
Mijn transparante huid wordt drinkbaar
dahlia’s willen in mijn rug bloeien
de appel in mijn hand ligt klaar
want ik heb van dit soort sterven niets te leren