Het feest is al gedaan, zeggen ze, maar de nacht is nog in mij en moet naar buiten
de oude straatstenen op en onder, ik heb de Gouden Eeuw in mijn hand en hef hem, kijk hij stroomt
naar binnen langs de Schelde, vloeit over het Conscienceplein, zingt polyfoon maar nergens nog een ziel te zien
behalve daarboven dan, misschien, die robuuste eeuwenoude schim die alles ziet
en ik vraag, nuchterder dan ooit, de Lieve Vrouw van Antwerpen, gotisch uitgedost, ten dans,
mijn glas aan de kant want de stadstenen komen dichter en ja, ze zegt: ja, ik heb toch niemand anders, ben al zo lang alleen
en als ik dansen wil, dan zijn er enkel die andere oude zakken, het Vleeshuis en het Steen.